Kinderen vertellen over donorconceptie: hoe en wanneer?
Veel ouders die met hulp van donorconceptie (met donorzaadcellen of -eicellen) een kind krijgen, vragen zich af: wanneer en hoe vertel ik dit aan mijn kind? Zij maken zich zorgen of het kind het zal begrijpen, of het er last van zal hebben en of het misschien zijn niet-genetische ouder zal afwijzen. Dit zijn normale zorgen, die veel ouders in deze situatie ervaren. Gelukkig weten we uit onderzoek en uit praktijkervaring dat openheid over donorconceptie goed is voor zowel kinderen als ouders.

Openheid vanaf jonge leeftijd
We hebben geleerd dat het makkelijker is om vanaf zeer jonge leeftijd met je kind over donorconceptie te praten. Of het nu gaat om een bekende donor of misschien een anonieme donor, het helpt als je kind er van jongs af aan mee opgroeit. Het gaat er niet zozeer om of je kind meteen begrijpt hoe het zit met zaadcellen en eicellen, maar vooral om het vertrouwen tussen jou en je kind. Door er open over te praten, voorkom je geheimhouding en bouw je een sterke band op waarin de donor op een natuurlijke manier een plek krijgt.
Hoe begin je met het vertellen over donorconceptie?
Je kunt al vanaf babytijd beginnen met het benoemen van de donor. Dit helpt jou als ouder om eraan te wennen en maakt het voor je kind vanzelfsprekend. Je zou bijvoorbeeld iets kunnen zeggen als:
“Toen wij (of ik) graag een kindje wilden, konden we jou samen (of alleen) niet krijgen. Een aardige meneer (de donorvader) of mevrouw (de donormoeder) heeft ons geholpen en daar zijn we heel blij mee.”
Later, als je kind ouder wordt en meer vragen stelt over donorconceptie, kun je hierop voortbouwen. Een peuter of kleuter zal misschien vragen wie de donor is of waar die woont. Vanaf de kleutertijd kunnen er ook vragen komen over hoe de donor precies heeft geholpen, en dan kun je uitleggen dat de donor een eicel of zaadcellen heeft gegeven. Op deze manier groeit het vertelproces met je kind mee.
Wat als je het nog niet hebt verteld?
Als je het nog niet eerder hebt aangedurfd om met je kind over donorconceptie te praten, kan het spannend zijn om dit alsnog te doen als je kind al ouder is. De basis blijft hetzelfde: je vertelt eerlijk de feiten, bijvoorbeeld:
“We willen je iets vertellen wat we eigenlijk al eerder hadden willen doen, maar wat we toen te moeilijk vonden. Toen we graag een kindje wilden, konden we jou samen niet krijgen…”
Daarna kun je verder uitleggen, zoals hierboven beschreven. Als je dit moeilijk vindt, kan het helpen om ondersteuning te zoeken bij een gespecialiseerde counselor.
Reageren op de gevoelens van je kind
Hoe oud je kind ook is, het is belangrijk om begripvol te reageren op zijn of haar gevoelens. Stel je open op voor vragen en geef eerlijke antwoorden. Mocht je kind boos of teleurgesteld reageren omdat het zo lang niet verteld is, verdedig jezelf dan niet, maar toon begrip voor die gevoelens. Je kind heeft immers lange tijd niet geweten wat jij altijd al hebt geweten. Door ruimte te geven aan deze emoties, help je je kind om hiermee om te gaan en behoud je een sterke band.
Door op een liefdevolle en open manier over donorconceptie te praten, geef je je kind de kans om dit als een natuurlijk onderdeel van zijn of haar leven te ervaren. Door hier al vroeg mee te beginnen, zorg je ervoor dat je kind zijn ontstaansgeschiedenis op een positieve manier leert kennen.